Drie halfzussen, met drie verschillende vaders vragen zich bij de naderende dood van hun moeder af: ‘Waar staan we in het leven? Wat hebben we nog met elkaar?’ En vooral: ‘Wat straks te doen met onze autistische broer Jan?’
Als de ernstig zieke moeder van April, May en June zich realiseert dat ze niet lang meer te leven heeft, roept ze haar dochters naar huis. Ze kan dit leven pas met een gerust hart verlaten als ze weet dat er goed gezorgd zal worden voor haar zoon Jan. Maar geconfronteerd met de vraag blijkt al snel dat ze zich alle drie ongeschikt achten. Daarbij merken de zussen dat ze de laatste jaren nogal van elkaar en hun broer vervreemd zijn. De vier zullen elkaar opnieuw moeten leren kennen, willen ze elkaar tot steun zijn in de moeilijke tijd die komt.